Jenin
Jenin is een Palestijnse stad op de Westelijke Jordaanoever met zo’n 34.000 inwoners (2005). Het ligt ten noorden van Nabloes. Bij de stad ligt tevens een Palestijns vluchtelingenkamp met zo’n 12.000 bewoners (2005), waarvan de helft minderjarig.
Jenin is een oude stad, daterend van ongeveer de 15de eeuw voor Christus (toen bekend onder de naam "Khirbet Balamah"). Het is een agrarisch centrum, goed voor 30% van het Palestijnse nationale inkomen, en een belangrijk marktcentrum voor het noorden van de Westelijke Jordaanoever. Door z’n centrale ligging nabij de Israëlische, Jordaanse, Libanese en Syrische grenzen is het tevens een regionaal centrum. In Jenin is een afdeling van de Arabische Amerikaanse Universiteit gevestigd.
Op 13 november 1995 werd het bestuur van Jenin, als eerste Palestijnse stad door Israël overgedragen aan de Palestijnse Autoriteit in het kader van de Oslo-akkoorden.
In 1998 was Jenin de plaats van een gezamenlijk Nederlands-Palestijns archeologisch onderzoek naar de vroege bronstijd waar onder meer de Universiteit Leiden aan deelnam.
In april 2002 was Jenin, en dan voornamelijk het nabijgelegen vluchtelingenkamp, het toneel van een grootschalige inval van Israëlische troepen die op hevige tegenstand stootten. Jaren later is de regio daardoor wereldwijd nog steeds bekend, dat veel belangstelling kreeg in de internationale media.
Inhoud |
[bewerk] Gebeurtenissen van 2002
[bewerk] Operatie Beschermingsschild
In 2002 viel het Israëlische leger de stad (net als Nabloes) binnen als onderdeel van Operatie Beschermingsschild, om terroristen te bestrijden. Deze operatie kreeg veel aandacht in de internationale media.
Na afloop lieten Palestijnen geruchten rondgaan over een 'bloedbad', waarbij 400 tot 1400 mensen om zouden zijn gekomen. Volgens een VN-resolutie, zou een fact-finding-missie van de Verenigde Naties het onderzoeken, maar uiteindelijk heeft deze Jenin niet bezocht. Verschillende rapporten van onder andere de Verenigde Naties (gebaseerd op informatie van derden), Human Rights Watch en Amnesty International hebben de beschuldigingen van een bloedbad weerlegd.
Wel gingen de gevechten, volgens het rapport van Human Rights Watch, gepaard met overtredingen van de Conventies van Genève van beide strijdende partijen. Zo vernielde het Israëlische leger de huizen van circa 4000 burgers en kwamen ook onschuldige burgers om in de gevechten. Ook gebruikte het Israëlische leger burgers als menselijk schild. Ambulances van de Rode Halve Maan en ander medisch personeel werd de toegang geweigerd. De Palestijnse strijdkrachten kregen een veeg uit de pan omdat men zich had ingegraven met explosieven in een dicht bevolkt vluchtelingenkamp.
In verscheidene landen vonden hierna enkele pro-palestijnse demonstraties plaats. Later hing Gretta Duisenberg de Palestijnse vlag uit het raam in haar huis in Amsterdam-Zuid.
[bewerk] Tijdslijn van de gebeurtenissen van 2002
Op 27 maart kostte een zware bomaanslag in Netanya het leven aan 29 Israëli's.
Op 3 april omsingelden zo'n 1000 Israëlische infanterietroepen met tanks en helikopters Jenin en haar vluchtelingenkamp in het kader van de Operatie Beschermingsschild (deze operatie omvatte niet enkel Jenin, tussen 29 maart en 21 april 2002 waren - op Jericho en Hebron na - alle grote Palestijnse steden op de Westelijke Jordaanoever het toneel van grootschalige invallen). Het gebied werd een 'gesloten militaire zone' verklaard, waardoor het voor journalisten en hulpverleners niet mogelijk was om het te betreden.
Enkele dagen voor de inval was het kamp door Palestijnse militanten met mijnen bezaaid. Deze tactiek faalde echter doordat het Israëlische leger vanaf 7 april systematisch Palestijnse huizen middels D-9 bulldozers van Caterpillar met de grond gelijk maakte en zo doorgangen creëerde voor tanks.
Op 9 april werden 13 Israëlische soldaten (onder hen een commandant, Odeb Colomb) gedood in een hinderlaag in het vluchtelingenkamp.
Op 10 april, nadat de zwaarste gevechten voorbij waren, bezocht Ariel Sharon een legerbasis in de buurt van Jenin.
Op 11 april liet het Israëlische leger weten dat volgens haar 100 Palestijnse militanten gedood waren.
Op 12 april verklaarde het Israëlische leger dat het 100 tot 200 personen had gedood in de periode van 8 dagen. Palestijnse bronnen maken gewag van een bloedblad, naar later blijkt schromelijk overdreven.
Tot 15 april werd ambulances verhinderd het kamp binnen te gaan.
Op 18 april noemde de speciale gezant van de VN, Terje Roed-Larsen, de vernielingen in het vluchtelingenkamp "onvoorstelbaar weerzinwekkend". Een adviseur van Ariel Sharon verklaart dat tot dan toe ongeveer 65 lichamen geruimd zijn.
Op 19 april besloot de Veiligheidsraad van de VN om een onderzoeksmissie te sturen. Nadat de Israëlische regering initieel akkoord ging met deze onderzoeksmissie, weigerde ze tot viermaal toe toegang aan de onderzoeksmissie omdat de leden ervan volgens haar bevooroordeeld waren en wou de Israëlische regering garanties dat geen Israëli's vervolgd zouden worden. Uiteindelijk werd de onderzoekscommissie op 2 mei ontbonden.
Op 22 april beschuldigde Amnesty International het Israëlische leger van het begaan van ernstige mensenrechtenschendingen en riep het op tot een onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden.
Op 8 mei nam de Algemene Vergadering van de VN een resolutie aan met het verzoek aan Kofi Annan, secretaris-generaal van de VN, om een rapport op te stellen op basis van de beschikbare gegevens over de gebeurtenissen in Jenin en andere Palestijnse steden. Uiteindelijk stelde de VN een rapport over de gebeurtenissen in Jenin op zonder toegang tot het kamp of de Bezette Gebieden te krijgen.
Toen de organisatie Human Rights Watch uiteindelijk toegang tot het kamp kreeg en de gebeurtenissen onderzocht, kwam ze tot de conclusie dat 52 Palestijnen (waaronder 22 burgers) omkwamen. Ook 23 Israëlische militairen kwamen om het leven. Zonder te focussen op het aantal slachtoffers documenteerde het rapport mensenrechtenschendingen die zich in Jenin voor hadden gedaan. Daaronder onder meer:
- aanvallen en doden van medisch personeel;
- gebruik van burgers als levende schilden;
- geen onderscheid maken tussen militaire doelwitten en huizen van burgers;
- uitgebreid en buitenproportioneel vernielen van burgerlijke infrastructuur.
Palestijnse militanten werd verweten dat ze burgers in gevaar brachten door het plaatsen van explosieven in huizen van burgers.
Uiteindelijk blijkt een gebied van ongeveer 40.000 vierkante meter in het vluchtelingenkamp met de grond gelijk gemaakt te zijn.
Niettegenstaande de grootschalige operatie, blies op 10 april een zelfmoordenaar een autobus op in Haifa waarbij 8 Israëlische doden vielen (onder hen 4 soldaten en 3 politieagenten).
[bewerk] Externe links
- Jenin Governate (Palestinian National Authority)
- Global Security.org: Luchtbeelden van het vluchtelingenkamp voor en na de IDF-operatie
- Rapport van Human Rights Watch
- This is Jenin: materiaal verzameld tussen 21 en 23 april 2002
- The Jenin Inquiry