Brandewijn (drank)
Brandewijn is een alcoholische drank. Het heet brandewijn, omdat oorspronkelijk wijn werd gedistilleerd. Later werd dat ook moutwijn, gemaakt uit granen, die eerst gemout worden.
Tijdens de gisting van de mout ontstaan naast het gewenste mengsel van water en alcohol, ook esters en foezelolies. Die laatste zijn met een enkelvoudige distilleerketel niet te verwijderen, ook niet na herhaald overhalen. Waar zij de specifieke smaak van moutwijn bepalen, maken zij het product ongeschikt als grondstof voor likeuren en andere dranken.
Voordat eind negentiende eeuw de kolomdistillatie de mogelijkheid bood wel tot een vrijwel zuiver alcohol-watermengsel te geraken, pakte men het probleem aan langs gedeeltelijk chemische weg. Toevoeging van zuren, met name azijn en wat zwavelzuur zorgde voor verdere verestering.
Distillatie, gevolgd door filtratie over houtskool bleek een resultaat op te leveren dat in veel gevallen geschikt bleek voor verdere verwerking met kruiden of vruchten. Zo kon het de geimporteerde wijnalcohol, eau-de-vie, vaak vervangen. Als brandewijn, in het Engels verbasterd tot brandy, werd het ook als zelfstandige drank (minimaal 35% alcohol) gedronken. Vaak met een klont suiker. Bepaalde esters bleven echter in smaak en reuk te bespeuren.
Afgeleide producten zijn inmaakbrandewijn en vanillebrandewijn.
Ter vervanging van wijnalcohol in andere dranken is het vooral bekend als basis voor: advocaat, abrikozen-, citroen- en frambozenbrandewijn.
Langs de "koude weg", neutrale alcohol waar geselecteerde esters aan worden toegevoegd, wordt het nog steeds vervaardigd.