Willem van Ruysbroeck
Willem van Ruysbroeck was een Vlaamse franciscaan en ontdekkingsreiziger. Hij leefde ongeveer van 1210 tot 1270. Hij was afkomstig van Rubroek (Rubrouck), dat nu in Frans-Vlaanderen ligt, dicht bij Kassel. Zijn naam wordt op verschillende manieren gespeld: Ruysbroeck, Rubroek, Ruysbroek, Roebroeck, Rubroeck, Roebroek, Rubruck, Ruysbrock, Ruysbrok, Rubruquius.
Zijn eerste reis ging naar Parijs, waar hij Roger Bacon ontmoette. In 1248 ging hij mee met Lodewijk IX, de Franse koning, op de Zevende Kruistocht. Het leger van Lodewijk veroverde Damiate in Egypte, maar werd in een hinderlaag gelokt en gevangen genomen. Lodewijks hele leger werd tegen een enorme losprijs vrijgekocht.
In plaats van met zijn leger naar huis te gaan wachtte Lodewijk vier jaar tevergeefs op versterkingen in Syrië, en stuurde Willem op verschillende tochten. Eerst ging Willem naar Sartak, de zoon van Batoe en de heerser van Kiptsjak. Na deze expeditie stuurde Lodewijk Willem over het zuidelijke deel van het Oeralgebergte naar Mangu, de grote Khan van de Mongolen, om een alliantie op de been te krijgen tegen de islam. Hij kreeg van paus Innocentius IV de bijkomende opdracht de aanvoerders van de Mongolen tot het christendom te bekeren. De westerse wereld dacht dat er in Azië een Priester Jan regeerde als koning van een christelijk rijk. Dat bleek niet het geval.
In Constantinopel bereidde Willem zich een jaar lang voor op zijn reis. Toch maakte hij de vergissing, vanuit Constantinopel verder te reizen met vier karren. Alleen met paarden zou de reis veel sneller verlopen zijn. Zijn medereizigers waren Batholomeus van Cremona, ook franciscaan, en verder een Dragomaanse tolk, een slaaf uit Constantinopel, de bestuurders van de ossenkarren en een klerk, Gosset.
[bewerk] Ruysbroeck in Mongolië
Op vijf april 1254, na negen dagen onderweg geweest te zijn, ontmoette hij de Khan, aan de Don-rivier. Die wilde zich niet tot het christendom bekeren en zond de gezanten naar de grote Khan, Mangu. Willem bereikte de Mongoolse hoofdstad Karakoroem, maar zijn beide opdrachten mislukten. Tegenover de grote Khan benadrukten de twee franciscanen dat ze geen diplomatieke functie hadden, om zich te distantiëren van de politiek. Dat had wel tot gevolg dat ze weken moesten wachten op een onderhoud met Mangu, want diplomaten waren zowat heilig voor de Mongolen.
In de hoofdstad vond hij ook twee Nestorianen, christenen. Ze vroegen hem naar welke richting hij bad, en hij antwoordde: naar het oosten. Toen ze reageerden, wist Willem dat ze christenen waren, en hij had gesprekken met hen. Ze vertelden hem dat aan het Mongoolse hof, iedereen een heilig ontzag had voor het kruis, want dat hadden zij hen zo geleerd. Het Nestoriaanse christendom bleek niet onbelangrijk in het oosten (zelfs de vrouw van Djenghis Khan was Nestoriaans). Toch was het niet meer dan een illusie de Mongolen te kunnen bekeren.
Een jaar later al ging Willem terug naar Rubroek en hij schreef zijn Itinerarium over zijn reis. Hij beschrijft de landen en de volkeren die hij ontmoette, en zijn religieuze discussies met niet-christenen. Hij vertelt de lezer onder andere over het vreemde schrift van de Chinezen, papiergeld, zijde, de gekaste maatschappij, rijstwijn, en over dokters die aan de hand van de hartslag diagnoses stelden en rabarber voorschreven.
[bewerk] Belang
Willems werk is nog steeds een erg belangrijke bron over de geografie en demografie van het Azië van die tijd. Het werd onder andere door Alexander von Humboldt zeer geapprecieerd, en werd verschillende keren vertaald en herdrukt.
Hierbij een uittreksel van het Itinerarium, over het bereiden van Kosmos: Kosmos, dat is melk van een merrie, wordt op deze manier gemaakt: over de grond strekken ze een lang touw, vastgemaakt tussen twee stokken die in de grond zitten. Rond negen uur binden ze daaraan de veulens vast van de merrie die ze melken willen. Zo laat het paard zich rustig melken; en als één van de dieren rusteloos is, bindt een man één van de veulens los en laat het kort gezoogd worden door zijn moeder. Dan neemt een man weer zijn plaats in.