Vogeltrek
Veel vogels leven niet het hele jaar op dezelfde plek, maar broeden op de ene plek en overwinteren op de andere plek. Het jaarlijks heen en weer vliegen tussen deze verschillende leefgebieden noemt men vogeltrek. Hierbij kunnen enorme afstanden worden overbrugd waarbij oceanen en woestijnen worden getrotseerd, zoals voor de noordse stern die ieder jaar van pool tot pool vliegt, maar het kan ook gaan om veel kleinere afstanden, zoals bij kraaien uit Zuid-Zweden die in Noord-Duitsland overwinteren.
Inhoud |
[bewerk] Weersomstandigheden en daglicht
De meeste vogels groeien op en broeden op het noordelijk halfrond tussen de 40e en 80e breedtegraad en trekken dan in zuidelijk richting, terwijl een veel kleiner aantal ten zuiden van de equator broedt en in de zuidelijke winter noordwaarts trekt, want de grote landoppervlakten van het noordelijk halfrond bieden natuurlijk de meeste ruimte en betere mogelijkheden om aan voedsel te komen. Ook is de noordelijke zomerdag langer dan de 12-urige dag aan de equator. Een beslissende factor voor vogels waarvan de nestjongen meestal een veelvoud van hun eigen lichaamsgewicht verorberen. Wanneer de jonge vogels aan het eind van de broedtijd kunnen vliegen, doen de lange donkere nachten van het koude jaargetijde de trekzin ontwaken. Het zijn echter de plaatselijke weersomstandigheden en de lichamelijke toestand van de vogels die de rechtstreekse opwekking van het wegtrekken veroorzaken.
[bewerk] Energiereserves
Vóór de trek verzamelen de vogels energiereserves in de vorm van vetafzettingen onder de huid. Er zijn soorten, die daardoor minstens dertig uren in de lucht kunnen blijven. Volgens de mening van ornithologen (vogelkundigen) vliegen veel van de Groenland-tapuiten, die iets groter zijn dan mussen, zonder onderbreking van Groenland tot de kust van Spanje. Ze volbrengen dus een oceaanvlucht van meer dan 3000 km. Na een dergelijke vlucht mag de vogel een derde van zijn lichaamsgewicht in de vorm van energie, verbruikt hebben, zodat hij moet rusten om nieuwe vetreserves te verzamelen.
Veel vogels zijn uitgerust voor hun enorm lange vlucht, alhoewel ze er meestal geen gebruik van maken. Men kent kleine vogels die in staat zijn duizenden kilometers over de Atlantische Oceaan tot de dichtstbijzijnde kust door te vliegen.
[bewerk] Zwaluwtrek
Een sprekend voorbeeld van deze ingewikkelde vogeltrek biedt de boerenzwaluw. Deze broedt in Europa, Azië, Noord-Afrika en Noord-Amerika en overwintert op de Zuidelijk halfrond.
De zwaluwen trekken in het algemeen overdag en vangen hun voedsel tijdens de trek-vlucht. Een dichte stroom zwaluwen steekt in de herfst de Straat van Gibraltar over (een massale trek-weg voor deze vogels) en vliegt dan zuidwaarts tot in de tropen en zelfs verder, tot Zuidelijk Afrika. Ook wordt er gevlogen over de Middellandse Zee, zelfs over de Sahara en op vele plaatsen in een breed front.
[bewerk] Globetrotter
Geen trekvogel vliegt zover als de Noordse stern. Na een korte broedtijd op hogere noordelijke breedte, waar de lange zomerdag veel tijd geeft de rijke voorraad kleine vissen te verorberen, vertrekt de vogel naar het zuiden. Voorzover de Noordse sternen in Noordelijk Amerika en Groenland broeden, trekken ze in kleine groepjes over de Atlantische Oceaan naar Europa, verder langs de kusten naar West- en Zuid-Afrika, ja vaak zelfs tot aan de rand van het pakijs in de Zuidpool. Geen enkele vogel geniet zoveel daglicht als de Noordse stern, maar de noordelijkste vertegenwoordigers van de soort, moeten daarvoor ook jaarlijks een reis maken van tweemaal 17.000 kilometer.
[bewerk] Navigatie
Trekvogels navigeren (een schip of vliegtuig besturen) met verbluffende zekerheid. Vooral het ringen van vogels heeft veel over de trekwegen verraden. De in het uiterste westen van Alaska en in Oost-Siberië broedende, uit de Pacific afkomstige bruinachtige goudplevier, kruist de Pacific en presteert het zulke kleine oriënteringspunten als Hawaï of de Tonga-eilanden te vinden. Een zwartsnavel-duikeend van één der eilanden voor de kust van Wales werd geringd en naar Boston U.S.A. gevlogen. Twaalf en een halve dag na zijn vrijlating werd hij weer in zijn oude nest aangetroffen, hij had dus, bijna 5000 km over zee, zijn nest teruggevonden.
[bewerk] Omgekeerde trek
Stormduikeenden zijn grote vliegers en vele, die aan de Britse kust huizen, overwinteren op zee voor de Braziliaanse en Argentijnse kust. Een jonge vogel volbracht de reis naar Brazilië binnen 6 weken. De grote stormduikeend behoort overigens tot de weinige soorten die de trek in omgekeerde richting volbrengen. Hij broedt op het eenzame eiland Tristan da Cunha, in de Zuidatlantische Oceaan en brengt de noordelijke zomer in het Noordatlantische deel door, waarbij hij tot aan de Davidstraat bij Groenland komt. Zijn neef, de donkere stormduikeend - onder de zeelui als Mutton Bird (schaap-vogel als begeerde vet-leverancier) bekend, trekt van zijn broedgebied op de Falklandeilanden en de kleine eilanden bij Kaap Hoorn, Tasmanië, Nieuw-Zeeland, enz. eveneens noordwaarts. Eén der in Nieuw-Zeeland geringde vogels van deze soort heeft men in de Zee van Ochotsk, ten noorden van Japan, teruggevonden.
Wel liggen de winterkwartieren over het algemeen dichter bij de equator dan de broedgebieden, maar beslist niet steeds in zuidelijke richting.
[bewerk] Merkwaardige trekroutes
Het Oostsiberische ras van de fitis - een nietig zangvogeltje van ongeveer 9 gram - onderneemt de ongehoord verre reis naar Oost-Afrika. De Noorse fitis brengt de zomer door in het hoge noorden van Europa en Azië (vasteland van Europa en Azië), westwaarts tot aan Noorwegen, overwintert echter in Zuidoost-Azië en Indonesië en kruist dus de trekroute van de Oostsiberische fitis in een rechte hoek. Een klapekstersoort (b.v. de grauwe klauwier) nestelt in Centraal-Azië en overwintert in Equatoraal Afrika, slechts 2000 km zuidelijker maar 4000 km westwaarts.
[bewerk] Zwermen
Onder invloed van het trekinstinct kunnen vogels, die meestal zelfstandig leven, zich tot geweldig grote zwermen verenigen. Zelfs de meest gastvrije landstreken kunnen in de tijd van één morgen slechts weinig vogelzwermen van voedsel voorzien. Toch verzamelen zich aan het begin van de winter bepaalde soorten tot zwermen, die de hemel verduisteren. De reisgenoten leven tot de broedtijd eenzaam in de weiden van Noord-Amerika. Op de herfsttrek duiken ze echter in enorme zwermen in de rijstvelden van Carolina en vernietigen de oogst.
[bewerk] Groot en klein
De trekzucht heeft met de grootte van de vogelsoorten niets uitstaande. Nietige kolibries, half zo groot als een mannenduim (sommige slechts 2 gram wegend), steken achthonderd kilometer ver de Golf van Mexico over. De trekalbatros bereikt een vleugelspanwijdte van 3,5 meter, broedt b.v. op Tristan da Cunha en zeilt de rest van het jaar ver van het land boven de zuidelijke zeeën. Men neemt aan, dat de vogel, tussen de broedtijden in, verscheidene keren rond de aarde vliegt.
[bewerk] De ooievaar
Al vanaf Bijbelse tijden hebben de mensen het verschijnsel van de vogeltrek gekend. Het boek Jeremia vermeldt de trek van de witte ooievaar, die in de herfst de Europese broedgebieden verlaat en in indrukwekkende zwermen over Israël en het Nijldal vliegt. Wij weten tegenwoordig, dat dit de weg in van de oostelijke ooievaar, die westelijk tot in Duitsland en het noorden van Nederland komt. De westelijke ooievaars daarentegen gaan om de Middellandse Zee door het westen en begeven zich naar het gebied van de Niger.
[bewerk] Vlieghoogte
Ofschoon de vogeltrek al vele eeuwen lang de interesse opwekt en er steeds weer iets nieuws ontdekt wordt, blijven er toch nog vele raadsels op te lossen. Eén ervan is recentelijk met radar onderzocht: de vlieghoogte van de vogels op hun trek. De meeste groepen vliegen lager dan 1500 meter, doch er zijn meldingen van kleine vogels, die 3000, 5000 en zelfs 6300 meter hoog vlogen. Een nog steeds niet opgeloste vraag is, hoe de trekvogels zich oriënteren. Proeven benaderen de stelling, dat de zon, misschien zelfs de sterren hen tot richtingwijzers dienen, tezamen met een innerlijke stem. Proefvogels van soorten die ?s nachts trekken, die men in een planetarium met nagemaakte sterrenhemel had gebracht, bleken zich direct op de onder deze omstandigheden juiste richting in te stellen. Blijkbaar zijn de vogels met instincten uitgerust die zelfs de precisie van kunstige menselijke instrumenten overtreffen.