Ventiel (muziek)
Een ventiel is een voorziening op een blaasinstrument waarmee de lengte van de buis beïnvloed kan worden, zodat een groter bereik aan tonen voortgebracht kan worden. Het bestaat uit een cilinder, de ventielbuis, waarin een zuiger bewogen kan worden, die in de ingedrukte stand een buis aan de hoodfdbuis bijschakelt en deze zo verlengt.
Het ventiel aan de kant van het mondstuk noemen we het eerste ventiel, het middelste ventiel noemen we het tweede en het overgebleven ventiel wordt het derde ventiel genoemd. Het eerste ventiel wordt bediend met de wijsvinger van doorgaans de rechterhand, het tweede ventiel met de middelvinger en het derde ventiel met de ringvinger. Door middel van het indrukken van een combinatie van de ventielen, gecombineerd met de stand van de lippen kunnen verschillende noten geblazen worden.
De grondtoon van een muziekinstrument wordt lager naarmate de buis langer is. Vergelijk maar eens een bastuba met een piccolo. Door de buis van een muziekinstrument langer te maken, is het dus mogelijk verschillende tonen te spelen.
Het eerste ventiel verlengt de buis van de trompet met een lengte die overeenkomt met een verlaging van een hele toon (10,4%). Het tweede ventiel verlaagt op deze wijze een halve toon (5,1%) en het derde ventiel anderhalve toon (16,8%). Door combinaties van ventielen te gebruiken is het mogelijk tot drie hele tonen te verlagen (alle drie de ventielen ingedrukt). De rest van de tonen moet worden gemaakt door gebruik te maken van lipspanning/embouchure en natuurtonen. Stemmingsproblemen ontstaan onvermijdelijk bij combinaties van twee of meer ventielen. Dit komt doordat, zodra bijv. het eerste ventiel is ingedrukt, het instrument reeds 10,4% langer is dan voorheen. De procentuele verlenging van het volgende ventiel komt dus te kort. Hiervoor worden vaak uitschuifbare pompen aan de ventielen gemaakt, die dan met de linkerhand kunnen worden uitgeschoven ter compensatie.
Er bestaan ook (blaas)instrumenten met vier ventielen en zelfs wel met vijf of zes. Trompetten in hoog-bes (piccolo-trompet) hebben bijna altijd vier ventielen. Tenortuba's hebben meestal vier of zelfs vijf ventielen en bastuba's in C hebben ook meestal vier of vijf ventielen. De bastuba in F wordt zelfs vaak met zes ventielen geleverd. De nummering geschied dan op gelijke wijze. De eerste drie ventielen verlagen de toon dan ook nog steeds met resp. een hele, een halve en anderhalve toon. Het vierde ventiel, het zogenaamde kwartventiel, verlaagt twee-en-een-halve toon (een kwart).
In combinatie met natuurtonen zijn er dan meer manieren om een toon te spelen. Naast de standaardgrepen is het dan mogelijk om zogenaamde hulpgrepen te gebruiken. Dit kan men doen omdat het muziekstuk daar technisch makkelijker van wordt, of om stemmingsproblemen in een ensemble op te lossen.
Naast de meest bekende Perinet-ventielen zijn er nog meer gangbare ventielsystemen, zoals het cilinderventiel, het Weense ventiel, het Thayer Axial-flow ventiel en Hagmann Free Flow. Voor de trombone zijn er momenteel meer dan vier systemen leverbaar. Deze ventielen vindt u in de volgende combinaties:
- Trompet | Perinet of cilinder (Duitse trompetten)
- Trombone | Cylinder of Thayer Axialflow (kwartventiel)
- Saxhoorn | Perinet (bugel ook wel met vier ventielen)
- Tenortuba| Cylinder (Duitse tenortuba in bes)
- Hoorn | Cylinder of Weens ventiel (Oostenrijk), vroeger ook Perinet
- Bastuba | Cylinder of Perinet (ook combinaties mogelijk)