Spaanse tijd
De Spaanse tijd of Spaanse periode is een periode in de geschiedenis van de Lage Landen die begint in 1494. Voor de Noordelijke Nederlanden eindigt die met de Tachtigjarige oorlog en gaat over in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Voor de Zuidelijke Nederlanden eindigt deze periode in en 1714 en gaat over in de Oostenrijkse tijd. Voor wat betreft de Noordelijke Nederlanden noemt men deze periode daarom ook wel de Habsburgse Nederlanden.
Inhoud |
[bewerk] Aanleiding
In 1477, het einde van de Bourgondische periode, kwamen de Nederlandse gewesten in de invloedssfeer van het Huis Habsburg door het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk. In 1482 werd Maximiliaan regent voor zijn zoon Filips de Schone, die in 1494 zelf het bestuur op zich nam. Twee jaar later huwde hij de Spaanse prinses Johanna en verkreeg het erfrecht op Aragon en Kastilië. In 1506 werd hij koning van Kastilië. Bij het Verdrag van Parijs in 1498 moest hij gedwongen afstand doen van het hertogdom Bourgondië, ten gunste van de Franse koning. De Spaanse politiek zou voortaan leidraad zijn voor de ontwikkelingen, hetgeen een hardere lijn betekende ten opzichte van Frankrijk. Na de opvolging in 1506 door de minderjarige zoon Karel (1500-1558) werd grootvader Maximiliaan regent in de Nederlanden. Het bestuur droeg hij op aan zijn dochter, landvoogdes Margaretha van Oostenrijk.
In 1515 werd Karel soeverein vorst in de Habsburgse Nederlanden en kwam ook een einde aan de macht van de afzonderlijke hertogdommen en graafschappen. Door het spel van de opvolgingen binnen het Habsburgse Rijk zou hij als Keizer Karel V een groot rijk beheren: naast de Nederlanden en Franche-Comté in 1515, vielen hem het jaar daarop Spanje met al zijn koloniën en in 1519 Oostenrijk en een gedeelte van Italië ten deel. In datzelfde jaar werd hij bovendien tot keizer van Duitsland uitgeroepen. Van dan af waren de Nederlandse gewesten slechts een onderdeel van het Habsburgse rijk en werden zij vanuit Madrid geregeerd.
Karel V breidde de Nederlanden ook verder uit: Doornik (1521), Aartsbisdom Utrecht en Overijssel (1528), Drenthe en Groningen (1536), Gelre en Zutphen (1543). Met de Pragmatieke Sanctie van 1548 ontstond daaruit het internationaal erkend geheel van de Zeventien Provinciën, dat in principe ondeelbaar was. Het bestuur werd toevertrouwd aan een landvoogdes: eerst weer aan zijn tante Margaretha van Oostenrijk (1517-1530) en na haar dood aan zijn zuster Maria van Hongarije (1531-1555).
[bewerk] Protestantisme
Intussen had het protestantisme, dat met Maarten Luther in Duitsland was ontstaan, ook in de Nederlanden wortel geschoten. Onder Filips II, opvolger van Karel V, leidde de verspreiding ervan tot een opstand van de Nederlandse gewesten en tot een internationale tachtigjarige godsdienstoorlog (1566-1648). Reeds bij de dood van Filips II in 1598, bleken daardoor in de Nederlanden twee nationaliteiten te zijn ontstaan: enerzijds de vrijgevochten noordelijke gewesten (voortaan de Verenigde Provinciën of de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd), met het calvinisme als staatsgodsdienst en een groeiende rol voor de Oranjedynastie, en anderzijds de zuidelijke gewesten, waar met de hulp van de Spaanse troepen de Bourgondisch-Habsburgse dynastie en de rooms-Katholieke staatsgodsdienst bewaard bleven en het daar aanwezige calvinisme werd uitgeroeid. Hoewel de Zuidelijke Nederlanden onder de aarthertogen Albrecht en Isabella (1598-1621) een zeker mate van zelfstandigheid genoten, misten zij toch de noodzakelijke vrijheid om zich tot een volwaardige nationaliteit te kunnen ontwikkelen.
[bewerk] Oorlogen
In 1635 verbonden de Verenigde Provinciën zich met Frankrijk, dat tot het einde van de eeuw aan de zuidergrens zou knagen. Deze eindeloze oorlogen waren bijzonder verwoestend voor de Zuidelijke gewesten: aldus werd Brussel in augustus 1695 door de Franse troepen van maarschalk de Villeroi langdurig gebombardeerd. Tijdens dit totaal nutteloos militaire manoeuvre werd de Grote Markt en een groot deel van de stad door brand vernield. Als gevolg van die tweefrontenstrijd ontstonden in de 17e eeuw niet alleen de huidige noorder- en zuidergrenzen (1648 Westfalen, 1713 Utrecht) maar ook een uitgesproken Zuid-Nederlands bewustzijn boven de blijvende verscheidenheid van de vorstendommen.
[bewerk] Vrede van Utrecht
De Vrede van Utrecht (1713) en de Vrede van Rastatt (1714) sloten de oorlogen van Lodewijk XIV en de Spaanse successieoorlog af, maar wezen de Zuidelijke Nederlanden aan de Oostenrijkse aartshertog, tevens Duitse keizer Karel VI toe. Hiermee begint in de Zuidelijke Nederlanden de Oostenrijkse tijd.
Sinds 1580 was het prinsbisdom Luik intussen vanuit Duitsland door prinsbisschoppen van het Huis van Beieren geregeerd. Daar het steeds neutraal was kunnen blijven, was het prinsbisdom Luik grotendeels aan de verwoestingen van de voorbije oorlogen ontsnapt.