Lucius Verginius Rufus
Lucius Verginius Rufus (14? - 97) was een Romeins militair, politicus en consul in 63, 68 en 97,
Inhoud |
[bewerk] Beknopte biografie
Als legatus (gouverneur) van Germania Superior slaat hij de opstand van Gaius Iulius Vindex neer en weigert (tot twee keer toe) de titel princeps, die zijn troepen hem aanbieden. Later speelt hij een rol in het beruchte Vierkeizerjaar en is, op gevorderde leeftijd, nog eenmaal consul met Nerva. Hij was een goede vriend en weldoener van zowel Plinius de Jongere als (waarschijnlijk) Tacitus die zijn grafrede houdt. Verginius Rufus overlijdt in 97 op 83-jarige leeftijd, na een gebroken heup ten gevolge van een val van het spreekgestoelte in de Senaat terwijl hij een dankrede aan het adres van Nerva uitspreekt. Tacitus volgde hem op als consul suffectus.
[bewerk] De opstand van Vindex
In maart 68 begint Vindex een opstand tegen de corrupte regering van Nero. Hij vindt grote steun onder de lokale bevolking die zich onderdrukt voelt. Hij wist een legermacht van ongeveer 100.000 man op te bouwen. Aangezien hij beseft dat hij geen kans heeft ooit als keizer van Rome geaccepteerd te worden, stelt hij Servius Sulpicius Galba voor.
Verginius Rufus rukt op vanuit Germania Superior en belegert Vesontio (Besançon) (Cassius Dio, 63). Vindex schiet de stad te hulp en ontzet haar en hij en Verginius Rufus beginnen onderhandelingen, eerst middels boodschapper, later in een privé-onderhandelingen, wat makkelijk is omdat ze vlakbij elkaar gelegerd zijn. Ze komen overeen Nero af te zetten en het leger van Vindex trekt op om Vesontio te bezetten.
Het leger van Verginius Rufus is echter niet op de hoogte van de overeenkomst tussen Vindex en Verginius Rufus, valt aan en hakt het leger van Vindex in de pan. Vindex pleegt zelfmoord, iets dat door Verginius Rufus zeer wordt betreurd. De troepen noemen hem Augustus en Caesar, maar Verginius Rufus weigert, ondanks het aandringen van zijn troepen.
[bewerk] Het vierkeizerjaar
Tijdens het roerige begin van de opstand in Germania Superior, wordt Verginius Rufus onder het mom van vriendschap door Galba afgezet. Zijn opvolger Hordeonius Flaccus, blijkt echter ziekelijk en niet standvastig tegenover zijn troepen, zodat een oproerige stemming ontstaat. De gedachte Verginius Rufus tot princeps uit te roepen leeft niet allen onder de troepen van Germania Inferior, dies slechts schoorvoetend van Nero afvallig waren geworden, maar ook bij de naburige volkeren, de Lingonen en Treveren.
Galba zet Verginius Rufus af als gouverneur van Germania Superior en benoemt Hordeonius Flaccus. Deze blijkt ziekelijk en niet in staat zijn troepen te commanderen. Later bied Otho hem het consulschap aan samen met Pompeius Vopiscus. Bij diens dood echter, na de voor Otho desastrueze slag bij Bedriacum, wordt hij door muitende soldaten in zijn huis belegerd. Na de dood van Otho wordt hem (opnieuw) het keizerschap aangeboden en wordt hem gesmeekt de leiding van een afvaardiging naar Caecina en Valens op zich te nemen. Verginius weet zich echter, door een achterdeur te nemen, uit de voeten te maken.
Later probeert ook Vitellius de gunst van Verginius te winnen. Hij nodigt hem uit op een banket (nog voor Vitellius in Rome was gearriveerd), maar een slaaf van Verginius wordt ervan beticht Vitellius te willen vermoorden. Er ontstaat een groot tumult en soldaten stormen de eetzaal binnen, schreeuwend om de dood van Verginius, maar kennelijk weet deze opnieuw te ontsnappen.
[bewerk] De nadagen
Van Plinius de Jongere, wiens landgoed aan dat van Verginius Rufus grensde, weten we dat hij zich, ondanks zijn inmiddels klinkende reputatie, zich na het vierkeizer jaar in toenemende mate uit het openbare leven terugtrok, hoewel hij de carrière van Plinius blijft steunen en zelfs speciaal voor hem de reis van zijn landgoed naar Rome onderneemt.
Tacitus schrijft over hem (Historiae, II, 68)
Overigens heeft er nooit iemand bestaan die vaker met muiterij te maken heeft gehad, maar zijn faam en de bewondering die men voor hem had hielden stand. Zijn soldaten hadden echter een hekel aan hem, daar zij zich met geringschatting behandeld voelden.
Plinius de Jongere laat ons zijn grafschrift na:
Hier ligt Rufus die, nadat hij Vindex versloeg,
De macht niet greep, maar aan zijn vaderland overdroeg.
[bewerk] Bronnen
- Plinius de Jongere, Epistulae II 1.
- Cassius Dio, Historia Romana.
- Tacitus, Historiae, Annales XV,23.