Kwang-Chou-Wang
Kwang-Chou-Wan was een kleine enclave van Frankrijk aan de zuidkust van China. Het is gelegen in de provincie Guandong in een baai aan de oostzijde van het Leizhouschiereiland, noordelijk van Hainan. Kwang-Chou-Wan werd op 27 mei 1898 geannexeerd door de Fransen om tegenwicht te bieden aan de groeiende macht van Hongkong en Macau.
Kwang-Chou-Wan bestond uit een gebied van 780 km² dat de monding van de rivier Mas-Tse omringde, inclusief de stad Lei Chow, welke fungeerde als de hoofdstad van het gebied, en een aantal eilanden uit de kust.
Volgend op de annexatie kwamen Frankrijk en China in januari 1900 overeen dat Frankrijk het eiland nog voor 99 jaar zou huren, waarna Kwang-Chou-Wan onder de supervisie van de gouverneur-generaal van Frans Indochina geplaatst zou worden. Industrieën waren zeescheepvaart en kolendelving.
Na de val van Parijs in 1940 erkende de Republiek China het naar Londen uitgeweken France Libre als het bestuur van Kwang-Chou-Wan en stelde diplomatieke relaties met hen in. Het Japans Keizerlijk Leger bezette het gebied in samenwerking met het Vichy-Frankrijk in 1943 tot aan hun overgave in augustus 1945, toen het Frankrijk van De Gaulle de baai teruggaf aan China. Het stadsbestuur van Zhangjiang werd ingesteld in 1946.
