Kleine wintervlinder
| Kleine wintervlinder | ||||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
 |
||||||||||||
| Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
| Soort | ||||||||||||
| Operophtera brumata (Linnaeus, 1758) |
||||||||||||
| {{{Plaatje3}}} |
De kleine wintervlinder (Operophtera brumata) is een onopvallende kleine spanner. De vleugels van het mannetje zijn ongeveer 12 mm lang. De vrouwtjes zijn vleugelloos en hebben alleen de voor de vrouwtjes zo kenmerkende halfontwikkelde vleugelstompjes.
[bewerk] Voorkomen
De kleine wintervlinder komt voor in heel Nederland in tuinen, parken, loofbossen, vruchtboomgaarden en andere bosrijke gebieden.
[bewerk] Levenswijze
De mannetjes vliegen normaal pas uit na de eerste nachtvorsten vanaf oktober tot en met december. Ze vliegen hoofdzakelijk in de avondschemering bij vochtig en nevelig weer en bij een temperatuur net boven 0o C. De vrouwtjes bevinden zich op takken en boomstammen en kruipen daar wat rond, tot de mannetjes ze opzoeken en bevruchten.
De rupsen kunnen in sommige jaren, door hun grote aantallen, schade veroorzaken aan vruchtbomen.
 |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Operophtera brumata op Wikimedia Commons. |
