Culturele antropologie
Culturele antropologie (ook volkenkunde, etnologie, sociale antropologie of sociaal-culturele antropologie genoemd) is de wetenschap die het sociale gedrag, de economische structuur en de religie van volken en bevolkingsgroepen bestudeert. Het is een van de vijf onderdelen van de antropologie.
Inhoud |
[bewerk] Complexiteit van cultuur
De culturele antropologie is als jonge wetenschap door de jaren heen sterk ontwikkeld. Waar men vroeger door het koloniale gedachtegoed geïnspireerd werd om verschillende bevolkingsgroepen in een onderverdeling onder te brengen, is de culturele antropologie van nu de wetenschap bij uitstek die kennis van de complexiteit van verschillende culturen ontwikkelt.
Cultuur is ingewikkelder gebleken dan aanvankelijk werd gedacht. Niet alleen zijn culturen flexibel en veranderlijk, er zijn ook geen duidelijke scheidslijnen tussen verschillende culturen aan te wijzen. Antropologen die zich veel met het cultuurbegrip en de invloed van cultuur hebben beziggehouden zijn Arjun Appadurai en Pierre Bourdieu.
[bewerk] Onderverdeling
In de culturele antropologie werden in de vorige eeuw culturen geordend van "minst" naar "meest" beschaafd. Dit kwam naar voren in begrippen als beschavingspeil en trap van beschaving. Hierbij was de hoogste trede gereserveerd voor de Europese en Noord-Amerikaanse beschaving, de laagste trede voor geïsoleerd levende stammen (aangeduid als inboorlingen, wilden of primitieven). Het begrip beschaving was in de belevingswereld van die tijd op zich al inherent aan een "hogere" cultuur.
Deze etnocentrische visie stemde overeen met de opdracht vanuit de koloniserende, Westerse mogenheden om (Europese) 'beschaving' te brengen naar de lagere, mindere culturen. De 'superioriteit' van de 'Europese beschaving' vormde een 'geldige legitimatie' voor Europese suprematie. De verschillende trappen van beschaving werden in deze negentiende-eeuwse, evolutionistische cultuuropvatting - naar analogie van Darwins evolutietheorie - beschouwd als stadia in een lineair evolutieproces.
Precies zoals de aarde via selectieprocessen ('Survival of the Fittest', waarbij 'fittest' niet 'fitste' betekent, maar 'meest geschikte') haar huidige diversiteit aan levensvormen heeft ontwikkeld, zo zou de mens - in een proces van wellicht enkele miljoenen jaren - stapsgewijs steeds 'hogere' vormen van cultuur hebben bereikt. Alle samenlevingen zouden min of meer dezelfde ontwikkelingsfasen in eenzelfde, lineaire tijdslijn doorlopen, waarbij sommige nog aan het begin zouden staan, terwijl andere al 'hoogontwikkeld' waren. Een tijdlang werd binnen de fysische antropologie geloofd, dat de schedelvorm en -inhoud een maatstaf zou kunnen zijn voor ras, land van herkomst, intelligentie en een indeling op de schaal van 'ontwikkeling'. Het opmeten van schedels (craniometrie) was dan ook lange tijd een fervente bezigheid van fysisch antropologen totdat onomstotelijk vaststond dat het veronderstelde verband totaal afwezig was.
Een revolutionaire 'ontdekking' binnen de culturele antropologie is geweest, dat culturen doorgaans niet 'in splendid isolation' bestaan, maar vrijwel altijd in contact staan met andere culturen, waar ideeën en goederen mee worden uitgewisseld. De ontdekking was 'revolutionair' omdat voorheen culturen nog steeds werden bestudeerd als 'human zoos without history': in plaats van leeuwen in een kooi waren het mensen en culturen in 'perfect geïsoleerde gebieden'. Interferentie door een 'antropoloog te velde' was eigenlijk uit den boze, want het zou de objectiviteit van de wetenschap teniet doen. Cultureel-antropologische wetenschap wilde zo het 'zuivere' en geprezen, breed aanvaarde model van de 'harde' bèta-wetenschappen toepassen op mensen: in een laboratoriumsetting diende een herhaalbaar, meetbaar experiment te worden uitgevoerd met een grootst mogelijke 'objectiviteit'. Daar de mens echter niet leeft in een laboratorium, en zich vrijwel nooit exact hetzelfde gedraagt in soortgelijke omstandigheden, moest er gezocht worden naar passender theoretische kaders, zonder het streven naar objectiviteit geheel tekort te doen. De erkenning dat volledige objectiviteit binnen de sociale wetenschappen een illusie is, en er beter gesproken kan worden van intersubjectiviteit, is een grote stap in de goede richting geweest.
Tegenwoordig is de culturele antropologie veel méér dan de bestudering van 'andersheid'. Om antropologie te bedrijven, hoef je niet langer af te reizen naar 'Verweggistan': veel 'buitenlandse' culturen zijn in de eigen cultuur aanwezig en hebben zich daarmee al dan niet vermengd. Omgekeerd, heeft de 'inheemse' cultuur zich vaak aangepast aan de 'buitenlandse' culturen. De hedendaagse culturele antropologie bestudeert veelal de interactie tussen deze culturen, alsook de taal-, cultuur-, sociale en economische problemen die daarbij kunnen ontstaan. Culturele antropologie beslist zelf niet 'hoe het moet', maar kan wel nuttige, waardevolle inzichten verschaffen in hoe men binnen een bepaalde cultuur omgaat met een specifiek probleem, waar dat raakvlakken heeft met de omringende culturen, en hoe daartussen gecommuniceerd zou kunnen worden: cultuurbegrip, -verduidelijking, -vertaling, en -mediation.
[bewerk] Zie ook
- voor opleiding zie Antropologie
- incest
- etnobotanie
- kula
- Musée du quai Branly
- taboe
- verwantschapssysteem
[bewerk] Referentiewerken
- Eugeen Roosens, sociale en culturele antropologie, Acco, 1984, ISBN 90-334-1097-4
FOX, Robin 1983 Kinship and marriage: an anthropological perspective. Cambridge etc.: Cambridge University Press. 266p. STONE, Linda 1997 Kinship and Gender. An Introduction. Westview Press. BARNARD, Alan and Anthony GOOD 1984 Research Practices in the Study of Kinship. ASA Research Methods in Social Anthropology 2. HOLY, Ladislav 1996 Anthropological perspectives on kinship. London/Chicago: Pluto Press. PARKIN, Robert 1995 Kinship. An Introduction to Basic Concepts. Blackwell Publishers.