Utopia (boek)
Utopia (De Optimo Reipublicae Statu deque Nova Insula Utopia) of Nergensland, is een boek van de Engelse humanist Sir Thomas More uit 1516, waarin hij een ideale staat beschrijft. More schreef het boek in het Latijn. De eerste druk verscheen bij de Leuvense drukker Dirk Martens.
Thomas More was in zijn tijd een van de belangrijkste politici, een groot humanist en buitengewoon geleerd. Zijn boek Utopia, waarin hij zijn mening weergaf over het economische en politieke bestel van het toenmalige Engeland, maakte hem beroemd. Uit onvrede met zijn eigen land verzon hij een heilstaat, die sterk doet denken aan het latere socialisme en communisme.
Inhoud |
[bewerk] De inhoud
Utopia bestaat uit twee boeken. Het is geschreven in dialoogvorm tussen de auteur en een zekere Raphaël Hythlodaeus, een denkbeeldige reiziger die vele vreemde landen heeft bezocht.
[bewerk] Eerste boek
Het eerste boek is een kritiek. Het beschrijft het Engelse leven aan het begin van de zestiende eeuw. Tirannie en corruptie tieren welig. De kern van alle kwaad is het misbruik van privébezit van land, dat leidt tot uitbuiting door grootgrondbezitters van de massa arme mensen, hetgeen weer tot toenemende criminaliteit leidt.
[bewerk] Tweede boek
In het tweede boek wordt het tegenovergestelde tafereel uitgebeeld. Er is een ideaal, denkbeeldig eiland. Overheersing en luxe zijn afgeschaft, privé-bezit van land is er niet.
More schetst alle ernstige misstanden van zijn tijd, de religieuze, sociale en politieke, en op een filosofische manier overweegt hij een oplossing. Hij doet dat op een manier waarin hij zijn tijdgenoten ver vooruit was. De inwoners van Utopia zijn een ideaalbeeld. Zij zijn niet bedoeld om in de alledaagse wereld te leven.
More heeft zijn Utopia nooit bedoeld als in de praktijk toepasbaar. Zijn werk is een sociale satire en geen modelvoorbeeld.
[bewerk] Samenvatting
Thomas More vat zijn boek Utopia als volgt samen:
- Het eiland kent een verscheidenheid van godsdiensten. Niet alleen van streek tot streek lopen die uiteen, maar zelfs binnen het bestek van één stad: er zijn Utopiërs die de zon, anderen die de maan of een der planeten als godheid aanbidden. Er zijn er ook die een mens uit oude tijden, iemand die uitzonderlijk goed of uitzonderlijk beroemd is geweest, als een godheid vereren, zelfs wel als de hoogste god. Maar de grote meerderheid is daar veel te verstandig voor, en gelooft aan geen van deze goden, maar aan één goddelijk wezen, verborgen, eeuwig, onmetelijk, ondoorgrondelijk, dat op een wijze die boven het menselijk begrip gaat, de ganse wereld doorwoont.
- Trouwens ook alle anderen, hoezeer uiteenlopend van geloof, stemmen toch op dit punt met hen overeen, dat zij één godheid als de hoogste beschouwen, de werkmeester en bestierder van het heelal; hem duiden zij allen gelijkelijk in hun landstaal aan als Mythra. Het verschil is, dat de ene deze, de andere die godheid voor Mythra houdt. Maar welke godheid het ook zij die men als de hoogste beschouwt, hierin stemmen allen weer overeen, dat het in wezen zijn kracht en majesteit zijn, waaraan overal, waar ook ter wereld, de schepping wordt toegeschreven.