Snookerjargon
In snooker worden verschillende woorden gebruikt die tot het jargon van de sport gerekend worden. Vrijwel alle woorden zijn overgenomen uit het Engels, de 'moedertaal' van het snooker.
- Backspin
- effect op de cueball dat ervoor zorgt dat hij naar achteren rolt na een andere bal te hebben geraakt (zie ook screwshot)
- Baulk
- het deel van de tafel achter de baulk line
- Baulk colours
- de gele, de bruine en de groene bal (ook wel de baulk balls genoemd)
- Baulk line
- de dwarslijn boven de D
- Break
- het aantal punten dat een speler maakt tijdens één beurt, dus waarbij bij elk shot een pot gemaakt wordt
- Break-off
- de eerste stoot in een frame (soms ook kortweg break)
- Brug
- 'constructie' van de hand waarin of waardoor de speler de keu laat bewegen
- Cannon
- shot waarmee niet alleen een bal gepot wordt, maar ook direct een of meer andere ballen 'losgespeeld' worden
- Century
- break van 100 punten of meer
- Chinese snooker
- geen echte snooker, maar een situatie waar de ball-on wel bereikbaar is, maar het schot moeilijker is omdat direct achter de witte bal een andere bal ligt.
- Cueball
- witte speelbal
- Cushion
- de band aan de rand van de tafel
- D
- de halve cirkel onder de dwarslijn
- Double
- een bal potten door hem eerst naar de band te spelen
- Double kiss
- cueball en ball-on raken elkaar twee keer
- Fluke
- een 'lucky shot', een bal die gepot wordt zonder dat men het verwacht had
- Frame
- te vergelijken met een set in tennis, dus één volledig spel
- Free ball
- als de tegenstander een fout maakt en de cuebal (witte bal) zo komt te liggen dat de term snooker (zie hierboven) van toepassing is, dan mag deze speler een willekeurige bal 'nomineren' als de bal waarop moet spelen. Deze bal heeft dan de waarde van de bal waarop de speler normaal moet spelen en wordt, als het een gekleurde bal is, teruggelegd.
- In-off
- de cueball rolt in een pocket nadat hij een andere geraakt heeft, meestal direct erna
- Keu
- houten stok waarmee de cueball gestoten wordt
- Kick
- balcontact waarbij een van de twee ballen (gewoonlijk de cueball) licht opspringt, wat meestal invloed heeft voor de beoogde koers of het effect van de cueball (ook wel een bad contact of een heavy contact gneoemd)
- Kiss
- contact tussen twee ballen, meestal een zachter contact tussen de cueball en een andere bal na het potten van een bal
- Marker
- 'tweede' scheidsrechter, houdt de score bij en helpt de hoofdscheidsrechter
- Maximum
- een break van 147 punten, het maximale aantal dat behaald kan worden in een break; qua prestige vergelijkbaar met een 9 darts-finish bij darts; soms ook een 147 (uitgesproken als one-four-seven) genoemd
- Pace
- snelheid van de cueball of de bal waarop gespeeld wordt, en/of de uitwerking van het effect op de cueball
- Pack
- een aantal rode ballen die tegen of dicht bij elkaar liggen
- Pimmetje
- de cueball rolt na de pot in dezelfde pocket als de gepotte bal
- Pockets
- 'netten' op de hoeken van de tafel en in het midden van iedere lange band, waar de ballen in gespeeld moeten worden
- Pomerans
- 'stootkussentje' uit leer op het uiteinde van een keu
- Pot(ten)
- een bal binnenspelen in een pocket
- Referee
- scheidsrechter
- Re-spotted black
- zwarte bal die teruggelegd wordt bij gelijke stand
- Rest
- hulpstuk met een kruisvorming uiteinde
- Safety shot
- een defensief shot dat de tegenspeler in moeilijkheden moet brengen
- Screwshot
- trekstoot, waarbij de cueball naar achteren rolt na de ball-on te hebben geraakt
- Shot
- elke stoot die een speler uitvoert
- Shot to nothing
- een bal proberen te potten op zo'n manier dat de cueball 'veilig' komt te liggen, ongeacht het resultaat van de pot (ook wel eens een shot met safety in mind genoemd)
- Sidespin
- effect op de cueball dat voor een boogvormige koers zorgt of het terugkaatsen op de band beïnvloedt
- Snooker
- situatie waarbij de speler de bal die hij moet raken, niet rechtstreeks kan raken (gewoonlijk doordat een andere bal in de weg ligt)
- Spider
- hulpstuk met een verhoogd uiteinde, bedoeld om de cueball 'uit de hoogte' te raken, voor als er een andere bal voor ligt
- Spin
- effect op de bal
- Stun
- stoot zonder effect; in een rechte lijn zal de cueball blijven liggen, anders zal hij in de natuurlijke hoek doorrollen
- Swan neck
- hulpstuk met een uiteinde dat naar boven gebogen is, soortgelijke toepassing als de spider
- Swerve
- effectbal waarbij de cueball met een boogeffect wordt gespeeld met als doel een of meer in de weg liggende ballen te ontwijken
- Topspin
- effect op de cueball dat ervoor zorgt dat hij naar voren rolt na een andere bal te hebben geraakt
- Touching ball
- wanneer de cueball en de ball-on elkaar raken. De speler moet dan van de bal wegspelen; daarbij mag hij elke bal raken die hij wil, ook geen bal.
Snooker |
---|
Jargon | Maximumbreak | Effect | Gesnookerd | Hulpstukken | Spelers | Toernooien |