Sint-Pieters-Kapelle (Vlaams-Brabant)
Sint-Pieters-Kapelle is een plaats in Vlaams-Brabant. Het is een deelgemeente van Herne.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Als onderdeel van het zogenaamde Hernegewoud hangt de historiek van Sint-Pieters-Kapelle nauw samen met deze van het naburige Herne; sedert 1977 is dit dorp trouwens opnieuw een deelgemeente van "groot Herne". Het maakt derhalve ook deel uit van het Waltrudis erfdeel dat omstreeks het midden van de 7de eeuw aan de Kapittel van Bergen geschonken werd. Het Hernegewoud of de Potestas van Herne (latijn: potestas = politiek / administratief ambtsgebied, dat meestal overeenkwam met een territoriaal zeer uitgestrekte heerlijkheid) behoorde tijdens de Middeleeuwen en het Ancien Regime tot het Henegouwse baljuwschap Edingen. Sint-Pieters-Kapelle was in die hoedanigheid geen autonome heerlijkheid, aangezien het onder de bevoegdheid van de schepenen van Herne viel. Bij de grondige administratieve reorganisatie van de Zuidelijke Nederlanden, door het Frans bestuur, werd Sint-Pieters-Kapelle in 1795 ingedeeld bij het departement Jemappes, waarvan de benaming door de grondwet van 1815 in Provincie Henegouwen gewijzigd werd. Hierin behoorde Sint-Pieters-Kapelie ("Saint-Pierre" staat vermeld op de Ferrariskaart) aanvankelijk tot het arrondissement Bergen en vanaf 1818 tot het arrondissement Zinnik. Deze afhankelijkheid van Wallonië merk je o.m. bij een rondwandeling op het kerkhof, waar tal van inscripties op de grafzerken in het Frans zijn uitgevoerd . .
Pas in 1962-1963, ter uitvoering van de Eerste en de Tweede Wet Gilson, werd deze taalgrensgemeente naar het Nederlandstalig arrondissement Halle-Vilvoorde van de Provincie Brabant (gewijzigd in Vlaams-Brabant) overgeheveld.
[bewerk] Parochie
Op basis van de nomenclatuur mag men veronderstellen dat er reeds ten tijde van de vroegmiddeleeuwse kerstening (7de eeuw) een primitief gebedshuis ter ere van de H. Petrus opgericht werd. De eerste officiële vermelding van een kapel dateert echter pas uit 1148. Een oorkonde uit dat jaar bekrachtigde immers de schenking van de bidhuizen uit het Hernegewoud aan de Sint-Aubertusabdij van Kamerijk. Laatstgenoemde inde er de tienden en behield het benoemingsrecht van de pastoor tot aan de Franse Revolutie. De beschermde, Laatgotische parochiekerk dateert uit 1420. Kerkelijk ressorteerde Sint-Pieters-Kapelle tot 1802 onder het bisdom Kamerijk. In de periode 1802-1967 maakte het deel uit van het bisdom Doornik. Sinds 1967 hoort het bij het bisdom Brussel-Mechelen.
[bewerk] De Kruisweg
In Sint Pieters Kapelle zal de diepvrome, doordrijvende en nieuwe parochieherder Domnique André, ontgoocheld over de weinig interessante en beschadigde kruisweg en inspelend op de mystieke heropleving van zijn tijd de nodige stappen zetten om een reeks van 14 kruiswegstaties te verwerven.
Een kruisweg, treffend geschilderd door een actueel en verdienstelijk artiest, wakkert niet alleen dé devotie van de parochianen aan voor het lijden en de dood van Christus maar maakt van de Sint-Pieterskerk een geestelijke bedevaartplaats en een interessante en toeristische trekpleister.Bewaard gebleven brieven in de archieven, geschreven tussen 25 oktober 1866 en 8 februari 1870 geven allerlei interessante informatie. De sinds 1861 actieve pastoor slaagt erin een lokale geldinzameling te organiseren en een aanvullende staatssubsidie te verwerven; in totaal wordt een geldsom van 10.000 frank samengesteld. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, op dat moment ook bevoegd voor de sector schone kunsten, heeft, mits de goedkeuring van de pastoor, de opdracht gegeven aan toenmalige, meest verdienstelijke artiest. Deze kunstenaar is op de zopas beëindigde ‘Algemene Tentoonstelling van Schone Kunsten (of ‘Exposition Générale des Beaux Arts’ ) van de herfst van 1866 onderscheiden. Het is Constantin Meunier, een veelzijdig kunstenaar en een jonge vader van een kroostrijk gezin!
Over de levering en de inwijding van de kruisweg zijn er geen geschreven bewijzen; vermoedelijk gebeurde dit alles in de eerste weken van februari 1870. De kruiswegstaties belichamen dé typische stijl van Meunier: serene, beheerste en ernstige figuren, gevat in krachtige lijnen en een eenvoudige, sobere compositie waarin diagonalen of een afwisseling tussen zittende, geknielde en staande personages en een licht-donker-kontrast primeren. Composities met weinig of geen details en een beperkt kleurenpalet, zonder sentimentele theatraliteit en met een ingetogen dramatiek! Geen benedenmaats werk dus van Meunier maar een waardevol ensemble, dat ook de kosten van meerdere restauraties (in 1925 en 1957) en financiële offers (herstellingen van de kerk, plaatsing van een moderne lichtinstallatie) of inspanningen van de pastoors De Pessemier en Verhaeghe rechtvaardigden!
[bewerk] Geografische Dorpsstructuur
Ruim 90 % van de totale gemeentelijke oppervlakte (1181 ha) ligt op de westelijke oever van de Mark, wiens stroomrichting in de middenloop een zuid-noord oriëntatie heeft. De Bellembeek (westen) en de ruisseau de I'Odru (oosten) vormen de natuurlijke begrenzing aan de zuidzijde van de gemeente. Deze zuidgrens is overigens niet alleen gemeentegrens maar ook kanton-, arrondissements-, provincie-, gewest- en taalgrens. Het dorpscentrum ligt op het interfluvium (ca. +70 meter) tussen de Hondscallebeek en de Rasbeek. De Hondscallebeek is een zijbeek van de Mark, terwijl de Rasbeek in de Bellembeek uitmondt. Het noordoostelijke gedeelte van het grondgebied watert af naar de Eysbroeckbeek die via de Beverbeek ter hoogte van Galmaarden in de Mark stroomt. De Stevelberg en de omgeving van de kapel O-.L-.Vrouw van bijstand aan de Geraardsbergsestraat bereiken een hoogte van +82 meter. De watertoren van het gehucht Hoog Manhove situeert zich op +78 meter. De windmolen (+67 meter), welke op de Ferrariskaart (1770-78) ten oosten van de Zullikstraat gelegen is, is thans verdwenen. Op de grens met Herne ligt de alluviale vlakte van de Mark op amper +35 meter. Door de aanwezigheid van ondoordringbare kleilagen in de ondergrond situeren er zich op het grondgebied van Sint-Pieters-Kapelle tientallen bronnen. Hun eroderende werking resulteert in een golvend reliëf met een dicht drainagenet van droge dalen, tijdelijke en permanente beekjes. De nomenclatuur van gehuchten en locaties werd immers vaak geïnspireerd door de topografie en het daarmee samenhangend bodemgebruik. Torreborre, Rasbeek, Heisbeek, Roosbroek, Rijsgat en Laag Manhove verwijzen naar lage reliëfs. Hoog Manhove, Stevelberg en Heizei komen overeen met hogere delen in het landschap. Te Sint-Pieters-Kapelle, meer bepaald in het gehucht Garenne of Konijnenbos, situeerde zich eertijds ook een groeve waar natuursteen voor het optrekken van diverse gebouwen in de regio ontgonnen werd.
De historisch dorpskom van Sint-Pieters-Kapelle ligt langs de bochtige verbindingsweg (Markstraat-Geraardsbergsestraat) tussen Edingen (graafschap Henegouwen) en Geraardsbergen (graafschap Vlaanderen). Dit is, althans voor wat zijn ligging op het grondgebied van Sint-Pieters-Kapelle betreft, een uitgesproken hoogteweg en in die hoedanigheid vermoedelijk van zeer vroege aanleg. De lintbebouwing langs de Brikstraat en de Manhovestraat, de secundaire weg van Herne naar Bassily, is daarentegen van meer recente ouderdom. Naast de ruimtelijke eerder beperkte kernbewoning, precies gesitueerd bij de kruising van hoger genoemde intergemeentelijke verbindingswegen, staan er langs het bochtige stratennet nog tientallen boerderijen die het agrarisch verleden van de gemeente benadrukken. Hun gebouwenbestand dateert hoofdzakelijk uit de 18de eeuw en de 19de eeuw. Sint-Pieters-Kapelle heeft zijn agrarisch, landelijke identiteit met een afwisseling van akkers en weilanden tot op heden vrij gaaf weten te bewaren.
Door de onmiddellijke nabijheid van het Waalse stadje Edingen, dat gedurende de middeleeuwen en het Ancien Regime de soevereiniteit over de meeste gemeenten van zuidelijk Pajottenland uitoefende, geniet Sint-Pieters-Kapelle in principe een gunstige verkeerstechnische ontsluiting met vrij vlotte trein- en busverbindingen naar het Brusselse. Dit neemt echter niet weg dat, bij ontstentenis aan lokale werkgelegenheid, het aantal inwoners sedert 1846 nagenoeg gehalveerd is. Momenteel telt de gemeente ca. 1200 inwoners. Bij de volkstelling van 1846 waren er dat nog 2247! Bij de autochtone bevolking stelt men een systematische uitwijking van de jongeren vast. Leegstaande woningen daarentegen worden niet zelden opgekocht door oudere Franstaligen. Deze evolutie werkt de vergrijzing van de bevolking in de hand.