Publius Cornelius Scipio Nasica Corculum
Publius Cornelius Scipio Nasica Corculum - zijn agnomen dankte hij aan zijn kennis van het pontificaal en civiel recht - was de zoon van Publius Cornelius Scipio Nasica, consul van 162 v. Chr. en 155 v. Chr., Censor 159 v. Chr., Pontifex Maximus in 150 v. Chr., Princeps senatus in 147 v. Chr. en 142 v. Chr.. In zijn tweede consulaat onderwierp hij de Delmaten (Dalmatiërs). Als tegenstander van Cato verzet hij zich tegen de verwoesting van Carthago. Hij was gehuwd met Cornelia maior, een dochter van Publius Cornelius Scipio Africanus maior.
Hij wordt voor het eerst vermeld in onze bronnen in het jaar 168 v. Chr., toen hij zich onderscheidde onder het bevel van Lucius Aemilius Paulus Macedonicus in Macedonië.
Hij was voor het eerst consul in 162 v. Chr. samen met Gaius Marcius Figulus, maar abdiceerde, samen met zijn collega, bijna onmiddellijk nadat ze hun ambt haddden opgenomen, omdat er iets fout was gelopen bij de auspices.
Hij was censor in 159 v. Chr. samen met Marcus Popillius Laenas, toen hij bepaalde, samen met zijn collega, dat geen enkel standbeeld van openbare ambtenaren toegelaten mocht worden op te trekken op het forum zonder de uitdrukkelijke goedkeuring van de senaat of het volk. Tijdens zijn ambtstermijn als censor werd de clepsydra voor het eerst geïntroduceerd te Rome.
Hij werd voor de tweede keer consul in 155 v. Chr. samen met Marcus Claudius Marcellus, en onderwierp de Dalmatiërs. Hij voerde de oude Romeinse gewoontes en gebruiken hoog in zijn vaandel en een strenge tegenstander van elk vorm van innovatie, zodat hij tijdens zijn tweede consulaat de senaat ertoe bracht om het beval the geven een theater te vernietigen, dat bijna af was, omdat het schadelijk was voor de openbare zeden.
Toen Cato herhaaldelijk zijn verlangen uitdrukte om Carthago te verwoesten, zei Scipio dat hij haar behoud wenste, want het bestaan van een dergelijke rivaal zou een handige rem zijn op de losbandigheid van de massa.
Hij werd verkozen tot pontifex maximus in 150 v. Chr..
Zoals gezegd had hij een goede reputatie als jurist. Zijn redenaarskunst is eveneens door Cicero geloofd. Door Aurelius Victor is hij omschreven als een man eloquentia primus, iuris scientia consultissimus, ingenio sapientissimus, (Aurel. Vict., de Vir. III 44, die hem verwart met zijn vader.)
[bewerk] Antieke bronnen
- Aurel. Vict., de Vir. III 44.
- Liv., XLIV 35, 36, 46, Epit. 47—49.
- Polyb., XXIX 6 ; *Plin., H. N. XXXIV 14;
- Cic., de Nat. Deor. II 4.
- de Div. II 35.
- Brut. 20, 58.
- Cat. 14.
- Tusc. I 9.
- Plut., Cat. Mai. 27.
- Appianus, Pun. 69, B. C. I 28 (in de laatste passage zit een anacronisme).