Margaretha van York
Margaretha van York (Fotheringay Castle, 3 mei 1446 – Mechelen, 23 november 1503) was een telg van de oudste tak van het Engelse koningshuis. Zij was een dochter van Richard van York (1411 - 1460) en van Cecilia Neville, en de zus van twee Engelse koningen, Edward IV en Richard III.
In 1468, ze was toen 22, stak ze het Kanaal over om in de Nederlanden de derde vrouw te worden van Karel de Stoute, hertog van Bourgondië. Op 9 juli 1468 trouwde ze te Brugge met hem, en werd dus door dit huwelijk hertogin van Bourgondië. Het huwelijk bleef zelf kinderloos, al had zij wel één kind uit een vorig huwelijk. Van Margaretha wordt beweerd dat ze met haar blonde haren een meer dan aantrekkelijke prinses was. Karel, die dertien jaar ouder was dan zij, had uit zijn tweede huwelijk met Isabella van Bourbon een dochtertje: Maria van Bourgondië. Op het ogenblik dat Margaretha in haar leven kwam, was Maria amper elf. Zij konden het heel goed met elkaar vinden. Op politiek vlak speelde Margaretha van York een belangrijke rol in de wisselende contacten tussen haar man en haar broer Edward IV.
Na de tragische dood van Karel de Stoute (5 januari 1477) vestigde zij zich in Mechelen, en ontfermde zij zich over haar onervaren stiefdochter Maria, die zij met raad en daad bijstond in het bestuur van de Nederlanden, en wier huwelijk met Maximiliaan van Habsburg zij bewerkte. Tégen de politiek van Lodewijk XI van Frankrijk, die de Bourgondische landen ernstig bedreigde, zocht zij hulp bij haar broer. Na de vroegtijdige dood van Maria (27 maart 1482) verzorgde zij te Mechelen de opvoeding van haar jonge kinderen.
In 1486 schonk ze haar paleis aan de stad Mechelen die het op haar beurt als donatie schonk aan Maximiliaan en zijn zoon Filips de Schone. Op 9 maart 1500 werd de kleinzoon van Maria van Bourgondië, Karel (zo genoemd ter herinnering aan zijn overgrootvader Karel de Stoute) door Margaretha ten doop gedragen in de Gentse Sint-Janskerk.
Margaretha van York overleed in 1503 en werd op haar verzoek begraven in de Mechelse Minderbroederskerk. Haar ingewanden werden begraven in het kartuizer klooster te Scheut (een gehucht van Anderlecht, in die tijd in het hertogdom Brabant gelegen; nu Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Haar hart - het bijzonderste lichaamsorgaan - in het kartuizer klooster van Herne (gemeente van het toenmalige Dietse deel van het hertogdom Henegouwen; nu Vlaams-Brabant).
Hoewel haar invloed niet overschat moet worden, bekleedde deze intelligente vrouw een belangrijke plaats in de Nederlanden: er zijn aanwijzingen dat zij ook al voor haar gemaal Karel tijdens diens afwezigheid regeringsplichten waarnam. Zij was een liefhebster van literatuur en boeken: het eerste in de Engelse taal gedrukte boek werd in haar opdracht door William Caxton vervaardigd (1474). Door haar invloed kreeg de Engelse cultuur ingang op het Europese vasteland en kregen omgekeerd ook kunstenaars uit de Lage Landen voet aan de grond in Engeland. Voor de naam en de faam van de stad Mechelen is zij van grote betekenis geweest.