Mandrillus
Mandrillus | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mandril (Mandrillus sphinx) |
|||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||
|
|||||||||||
Geslacht | |||||||||||
Mandrillus Ritgen, 1824 |
|||||||||||
Typesoort | |||||||||||
Simia maimon Linnaeus, 1766 & Simia mormon Alstromer, 1766 (= Simia sphinx Linnaeus, 1758) |
Mandrillus is een geslacht van apen uit de Afrikaanse regenwouden, behorende tot de hondsapen (Papionini). Ze stammen af van savannebewonende, aan de bavianen verwante apen. Er zijn twee soorten, de mandril (Mandrillus sphinx) en de dril (Mandrillus leucophaeus). De mandril is op de mensapen na de grootste primaat. Deze dieren worden soms tot het geslacht van de bavianen (Papio) of de mangabeys (Cercocebus) gerekend.
Langs de snuit lopen bij beide soorten opvallende groeven. De gezicht van de mandril is opvallend paars gekleurd, die van de dril is onopvallend zwart. Beide soorten hebben een baard, een kuif en een maan. De kussens op de billen en de huid daaromheen heeft een lilakleurige tint, die roodachtig paars aan de randen is. Ze worden 61 tot 76,4 centimeter lang. Mannetjes wegen gemiddeld 25 kilogram, vrouwtjes 11,5 kilogram. Het staartje is zeer klein, zo'n 5,2 tot 7,6 centimeter lang.
De twee soorten komen voor in de dichte regenwouden van Centraal-Afrika, in Zuidoost-Nigeria, Kameroen, Equatoriaal-Guinea, Gabon en Congo-Brazzaville. De leefgebieden van de twee soorten overlappen elkaar niet, en worden gescheiden door de Sanagarivier.
Ze houden zich voornamelijk op op de bosbodem. Het zijn beide groepsdieren. Ze eten plantaardig materiaal als vruchten, noten en paddenstoelen en dierlijk materiaal als ongewervelden en soms kleine gewervelden.
Beide soorten worden bedreigd door de jacht op bushmeat en door habitatverlies.