Kodjo
Kodjo (in de oudste bronnen geschreven als Cojo, later ook vaak als Codjo en soms als Kodyo) was een van de Surinaamse slaven die in 1832 vanwege de zware straffen die hun na een licht vergrijp zouden wachten, niet naar huis terugkeerden en zich in het "Picornobosch" vlak buiten Paramaribo verstopten. Van daaruit begaven zij zich naar de stad om middels kleine diefstallen in hun onderhoud te voorzien. Op 3 september 1832 stichtten zij brand in de winkel van Monsanto, om in de verwarring bakkeljauw en pekelvlees te kunnen stelen. Door de straffe wind sloeg de brand snel over naar andere panden en die dag en de daaropvolgende werd een groot deel van de houten stad in de as gelegd. Kodjo werd samen met een aantal anderen, van wie ook Present en Mentor werden aangemerkt als de voornaamste leiders, veroordeeld tot marteling en de dood op de brandstapel. De executie werd op 26 januari 1833 voltrokken aan het plein, dat aan het einde van de 20ste eeuw de naam "Kodjo Mentor en Present-pren" genoemd zou worden.
Henri François Rikken schreef over de brand de goed gedocumenteerde roman Codjo, de brandstichter (1902).