Karýtena
Karýtena (Grieks Καρύταινα) is een schilderachtig Grieks stadje (met een duizendtal inwoners) in de Peloponnesus (nomos Arcadia), gelegen aan de bochtenrijke verbindingsweg tussen Megalopolis naar Pyrgos. Aan de voet van het dorp slingert zich de Álfios-rivier tussen de rotsen door.
Het stadje wordt gedomineerd door een indrukwekkende kruisvaardersburcht uit de 13e eeuw, toen Karýtena de residentie was van een "Frankische" baronie. Ze werd gebouwd in 1254 voor Hugues de Bruyères, en kwam daarna in handen van zijn zoon Geoffroy de Bruyères, "Heer van Karýtena", wiens wapenfeiten verhaald worden in de "Kroniek van Morea". In 1320 werd de burcht overgekocht door keizer Andronicus II Paleologus. Tijdens de Vrijheidsoorlog hield Kolokotronis er verblijf: in 1826 daagde hij Ibrahim Pasja uit hem dáár te komen halen, en overleefde een Turkse belegering. Van de vorstelijke woonvertrekken blijven enkel ruïnes over. Vanaf de hoogste top heeft men een schitterend uitzicht over de omgeving.
Van op de moderne brug over de Álfios ziet men beneden een veel oudere middeleeuwse brug (gebouwd in de 13e eeuw, maar in zijn huidige vorm daterend uit 1439) die intussen in onbruik raakte. Van de oorspronkelijke zes brugbogen blijven er nog vier over. In één van de pijlers is een kleine kapel ondergebracht. Het stadje bezit ook een tweetal interessante kerken, maar heeft overigens veel te lijden onder de algemene ontvolking die het centrum van de Peloponnesus de laatste decennia treft.
Zie ook |
---|
Griekenland | Griekse oudheid | Geschiedenis van Griekenland | Griekse literatuur |