GS III
In 1913 werd door de Nederlandse Generale Staf de sectie III opgericht, met als doel het verzamelen van militaire gegevens over diverse Europese landen. Hoofd van de sectie werd luitenant H.A.C. Fabius, zijn rechterhand was cavalerie-officier C.A. van Woelderen. Één van de onderdelen van GS III was de opsporingsdienst, die zich bezighield met militaire contraspionage. Deze dienst, resorterend onder de Inspectie van de Koninklijke Marechaussee, stond onder leiding van C.S. Sixma baron van Heemstra.
GS III begon als een militaire inlichtingendienst. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte GS III te Rotterdam via François van 't Sant intensief samen met de Secret Intelligence Service (SIS) onder Richard Bolton Tinsley. Aan het eind van de oorlog richtte de dienst zich meer op binnenlandse veiligheid en extreem-links. Zo volgde men onder andere de activiteiten van Troelstra.
Na de Eerste Wereldoorlog besloot de Nederlandse regering dat het instandhouden van een binnenlands veiligheidsapparaat gewenst was. Deze taak werd ondergebracht bij bureau GS IIIB, politiek de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Dit bureau opereerde onder de naam Centrale Inlichtingendienst.
Het bureau GS IIIA bleef verantwoordelijk voor het vergaren van inlichtingen over het buitenland. Vanaf de jaren 30 stond dit bureau onder leiding van majoor J.G.M. van de Plassche die vanaf 1934 werd bijgestaand door kapitein C.M. Olifiers. De medewerkers van dit bureau waren vaak onderofficieren van Cavalerie of Koninklijke Marechaussee.
