Gondor
Gondor is een koninkrijk uit de boeken van J.R.R. Tolkien, o.a. In de Ban van de Ring.
Het rijk werd door de Númenoreanen onder Isildur en Anarion gesticht samen met Arnor in het jaar 3320 van de Tweede Era. Het lag in het zuiden van Midden-aarde, ten westen van de Schaduwbergen, het gebergte dat de grens met Mordor vormde. De hoofdstad Osgiliath lag op een eiland in de grote rivier Anduin. Met de zevende koning van Gondor werd het gewoon dat de heerser van Gondor de zomermaanden in Minas Anor doorbracht, maar Osgiliath bleef de residentie. Tijdens de burgeroorlog in Gondor werd Osgiliath zwaar beschadigd. Deze stad werd zelfs gedeeltelijk verlaten, als gevolg van de grote plaag. In het jaar 1640 verplaatste koning Tarondor het hof definitief naar Minas Anor. Later werd deze stad hernoemd tot Minas Tirith. In Frodo's tijd was de oostelijke oever van de Anduin al in handen van Sauron, waardoor Osgiliath ook niet weer opgebouwd kon worden.
De koningen uit het huis van Elros die aanvankelijk over Gondor regeerden raakten uitgestorven. De laatste koning werd door de vijand uitgedaagd tot een gevecht en kwam niet terug. Daarop regeerden stadhouders de stad 'tot de koning terugkeert'. Er was toen nog wel een koning in een van de stukken van Arnor die van Elros afstamde, maar Gondor wilde hem niet als koning aanvaarden. Spoedig daarop verloor Arvedui, de laatste noordelijke koning, zijn rijk.
Hoewel de stadhouders het rijk vaak kundiger bestuurden dan de koningen raakte Gondor allengs steeds meer gebied kwijt, vaak door gebrek aan mankracht. Zo dreigde het noordelijke deel Calenardhon verloren te gaan tot er onverwachts hulp kwam opdagen uit het noorden: de Eorlingas of Rohirrim, een ruitervolk uit Wilderland. Hun werd Calenardhon geschonken (behalve Isengard) en zij stichtten er hun eigen koninkrijk Rohan.
In het zuiden, in Umbar, ging het minder goed, daar vestigden een aantal rebellen uit Gondor zich te midden van de kapers van die kuststad en zo werd Zuid-Gondor een omstreden en vijandelijk gebied waar Sauron gewillig gehoor vond.
In Frodo's tijd was Boromirs vader Denethor stadhouder van Gondor, maar Aragorn was de rechtmatige erfgenaam van de koningen van Arnor en dus ook Gondor.
