Gaius Calpurnius Piso (propraetor)
Gaius Calpurnius Piso was een Romein die gevangengenomen werd na de slag bij Cannae.
Hij was de eerste Calpurnius Piso die in de bronnen opduikt. Hij viel na de Romeinse nederlaag tijdens de slag bij Cannae (216 v. Chr.), samen met 3000 á 4500 Romeinen, in handen van de troepen van Carthago. Kort daarop werd hij, met twee andere senatoren, naar Rome gestuurd om de Carthaagse voorwaarden voor de vrijlating van de gevangen voor te leggen aan de Senaat.
In 211 v. Chr. was hij praetor urbanus1en oordeelde als rechter dat een zoon van Terentius niet het recht had zijn vader te onterven2. Daarnaast pleitte hij succesvol dat de Ludi Apollinares, die in 212 v. Chr. voor het eerst gehouden waren, voortaan elk jaar plaats moesten vinden3.
In 210 v. Chr. was hij als propraetor aanwezig in Etruria alwaar hij door de dictator Quintus Fulvius Flaccus opdracht kreeg om de leiding over de Romeinse troepen in Capua op zich te nemen. Piso moest ervoor zorgen dat deze stad over zou lopen naar het kamp van de Carthagers. Nadat de Carthaagse dreiging in dit deel van het Italische schiereiland bezweken was, werd Piso het jaar daarop (209 v. Chr.) wederom aangesteld als propraetor van Etruria4.
[bewerk] Voetnoten
1 Livius, 'Ab Urbe Condita', XXV, 41.
2 Valerius Maximus, VII, 7.
3 Livius, 'Ab Urbe Condita', XXVI, 23.
4 Livius, 'Ab Urbe Condita', XXII, 61; XXV, 41; XXVI, 10,15,21,28; XXVII, 6,7,21.