Derde Slag om Ieper
De Derde Slag om Ieper (ook bekend als De Slag om Passendale, internationaal als Passchendaele gekend) was een grote veldslag in 1917 in de Eerste Wereldoorlog, bevochten door Britse, ANZAC en Canadese troepen tegen het Duitse leger.
Op 31 juli 1917 begint de Britse veldmaarschalk sir Douglas Haig met zijn Derde Slag om Ieper om de Duitsers de genadestoot toe te brengen.
Zijn plannen, die hij ondanks tegenwerking van de Britse premier David Lloyd George weet door te zetten, zijn het Duitse 4° leger van generaal Sixt von Arnim ten val te brengen, langs de kust op te rukken en noordwaarts richting Oostende en Zeebrugge te trekken om de havens, en in die tijd de gevaarlijkste Duitse onderzeebootbases, te heroveren. Daarvoor laat hij het Britse 5° leger van generaal sir Hubert Gough in de richting van Pilkem aanvallen over de ietwat hogere waterscheiding, in het noordwesten gesteund door het Franse 1° leger van generaal François Anthoine en in het zuiden door het Britse 2° leger van generaal Herbert Plumer. Voor het eerst doen tanks mee in een groot aantal: 216 van het Mark IV type. De Duitsers zijn op de hoogte van de plannen en hebben een grote hoeveelheid artillerie en reserves bij de frontsector samengetrokken. Ze leggen zes hoofdweerstandslijnen aan met een totale diepte van tien kilometer. Omdat bij de Fransen door het mislukken van het voorjaarsoffensief van generaal Robert Nivelle het moreel is gebroken, zijn ze niet in staat de Britten effectief te ondersteunen. Daardoor hebben de geallieerden niet het numerieke overwicht dat nodig is voor een doorbraak.
Door de aanhoudende regen, die precies op 31 juli begint, heeft reeds de volgende dag iedereen de hoop al opgegeven. De Britse artilleriebombardementen door 3019 kanonnen hebben de afwatering verstoord, maar de meeste Duitse kazematten zijn nog intact. Men raakt nergens vooruit door de modder en op 2 augustus 1917, na een opmars van maximaal twee kilometer, ligt het offensief stil. Duitse tegenaanvallen drijven de Britten weer ten dele terug. Pas op 16 augustus 1917 wordt de opmars hervat en het Britse 5° leger valt meer naar het noorden Langemark aan maar stuit op een koppige verdediging. Die maand belopen de verliezen aan doden en gewonden ongeveer 75.000 geallieerden en 50.000 Duitsers. De Britse pers wordt eerst wijsgemaakt dat een grote overwinning is behaald; als door de vele gewonden die naar de Britse hospitalen worden vervoerd de mislukking niet langer te verbergen valt, stort het moreel aan het thuisfront ineen.
Een maand later, na een gevechtspauze terwijl een periode van warm weer de grond doet opdrogen, verschuift het offensief op 22 september 1917 weer zuidwaarts en valt nu het Britse 2° leger van generaal sir Herbert Plumer aan op de heuvelrug ten oosten van Ieper. Hij kiest voor een methodische aanval over een smal front, begeleid door gordijnvuur. De concentratie aan manschappen en artillerie is zo groot dat de voorste Duitse linie weggevaagd wordt. Tot 25 september 1917 strijdt hij zo bij Menen. Beide zijden verliezen zo'n 20.000 man. De verliesverhouding is voor de Britten dus verbeterd, maar de terreinwinst is maar 1000 meter. Op 26 september 1917 is het Polygoonbos aan de beurt: 17.000 man verliezen en hij eindigt op 4 oktober 1917 bij Broodseinde: 26.000 man. De Duitse verliezen zijn even groot. Ondertussen raakt het Duitse opperbevel sterk verontrust. Omdat het artillerievuur alle Duitse eenheden uitdunt, die nu verdicht zijn in de laatste weerstandlinies, heeft het Duitse leger in Vlaanderen in feite de helft van zijn gevechtskracht verloren, doordat de divisies hun samenhang verliezen als zelfs bij de kleinste eenheden nog een derde van de manschappen is uitgeschakeld. Men overweegt terug te trekken en er wordt besloten de laatste linies niet meer ten koste van alles te heroveren.
Haig op zijn beurt ruikt de overwinning en zet alles op alles om vóór de winter tot een doorbraak te komen. In de tweede week van oktober, een week eerder dan normaal, breekt het rustige herfstweer echter en voortdurende slagregens maken het terrein volledig onbegaanbaar. De offensieven worden echter niet afgelast. De omstandigheden waaronder nu gevochten moet worden behoren tot de slechtste uit de wereldgeschiedenis. Generaals aan beide zijden beschrijven het als een hel op aarde. De helft van het terrein bestaat nu uit modder waar men slechts kan lopen door plankierwegen aan te leggen; de andere helft is water waarin duizenden halfvergane lijken ronddrijven. Gewonden zijn reddeloos verloren en zakken in het slijk weg.
Tot 9 oktober 1917 is het de beurt aan de Australiërs. Zij vallen bij Tyne Cot aan, boeken geen noemenswaardige vooruitgang ondanks een verlies van 13.000 man, maar veroveren er toch de Duitse frontlinie.
Veldmaarschalk Haig blijft vastbesloten bij Ieper een doorbraak uit te voeren. Op 12 oktober 1917 valt hij Passendale aan, maar zonder succes. Opnieuw verliest men zo'n 13.000 man. Omdat er geen vooruitgang wordt geboekt, blijven duizenden gewonden stervend achter in het niemandsland. Op 14 oktober staan de Duitsers toe dat lijken en gewonden geruimd worden. Op 26 oktober 1917 proberen de Canadese korpsen het opnieuw maar hun opmars is traag door de modder en het Duitse gifgas.
Op 6 november 1917 lijkt er aan de Derde Slag om Ieper een eind te komen als Passendale, op dat moment niet meer dan een rode vlek in de modder, valt. De volgende dag bezoekt voor het eerst een stafofficier, luitenant-generaal Launcelot Kiggell, in een auto het front. Hij barst in tranen uit en mompelt: Good God, did we really send men to fight in that? Hij krijgt als antwoord: It's worse further up on....
De totale Britse verliezen aan het Westelijk Front tussen 31 juli en 1 december bedragen 448.614 man aan doden, gewonden, zieken, deserteurs, vermisten en krijgsgevangenen, 244.897 daarvan aan de frontsector van het offensief, de zieken en deserteurs niet meegerekend. In aanmerking nemend dat zelfs bij een puur verdedigende opstelling ook zo'n 50.000 man door artillerievuur uitgeschakeld zouden zijn, moet men de extra verliezen door het offensief op een kleine tweehonderdduizend man stellen, een derde daarvan gesneuveld. De totale Duitse verliezen in Vlaanderen gedurende dezelfde periode bedragen 270.710 man. Bij de Fransen vallen ongeveer 8500 doden, de overige verliezen zijn niet bekend. De totale verliezen door dit offensief aan beide zijden bij elkaar optellend komen we aan ruwweg 450.000 man. Dit is een overweldigend aantal slachtoffers in verhouding tot de slechts acht kilometer die het front verschoven is, maar helaas geen uitzondering in deze oorlog.
Sir Douglas Haig krijgt de schuld omdat hij niet de gewenste doorbraak kon forceren. Hij dacht dat de Duitse troepen op instorten stonden en wilde daarom niet opgeven. Hij blijft echter aan als Brits opperbevelhebber in Frankrijk. De slag heeft zijn hoofddoel bereikt om een belangrijk deel van het Duitse leger door de Britse artillerie uit te schakelen. In aanmerking nemend dat zonder kanonvuur de normale verliesratio in deze omstandigheden ongeveer één op tien zou geweest, is het succes van de Britse artillerie inderdaad opmerkelijk. Het was eigenlijk een geplande uitputtingsslag, waarbij de optimistische doelstellingen van Haig maar een voorwendsel waren om de onwillige politici over te halen. Desalniettemin geldt de slag tegenwoordig, meer nog dan de Slag om de Somme, als hét voorbeeld van een zinloze aanval.
De Slag is gestreden op 10 november 1917. Behalve het uitputten van het Duitse leger heeft de slag vooral negatieve effecten aan de zijde van de Entente. De nu gevormde saillant bij Passendale is eigenlijk onverdedigbaar en de Canadezen die haar gedurende de winter desalniettemin houden, lijden daarbij verschrikkelijke verliezen door Duits vuur. Doordat de meeste reserves verbruikt zijn, kan Haig op 20 november het succes van de tanks in de Slag om Kamerijk niet uitbuiten. De politici zijn door walging over de slachting vervuld en weigeren versterkingen naar het front in Vlaanderen te sturen. Daardoor is het Britse leger erg kwetsbaar bij het Duitse voorjaarsoffensief. April 1918 gaat alle terreinwinst weer in korte tijd verloren in de Vierde Slag om Ieper.
Haig staat tegenwoordig bekend als Butcher Haig: Haig de Slachter. Toch zijn er veel schrijvers geweest die zijn optreden verdedigd hebben.
{{{afb_links}}} | De 4 slagen om Ieper uit de Eerste Wereldoorlog. | {{{afb_groot}}} | |
---|---|---|---|
Eerste Slag om Ieper - Tweede Slag om Ieper - Derde Slag om Ieper - Vierde Slag om Ieper |