Danziger gulden
| Danziger Gulden | |
|---|---|
| Land: | Vrije Stad Danzig (1920-1939) |
| Verdeling: | 100 pfennig |
| ISO-4217-Code: | ?? |
| Afkorting: | DZG |
| Wisselkoers: | ?? |
|
|
De Danziger gulden was de munteenheid van het voormalige land Vrije Stad Danzig (1920-1939). Er waren munten van 1, 2, 5, 10 en 20 pfennig en 25, 10, 5, 2, 1, en 1/2 gulden. Biljetten waren er in 1, 10, 20, 25, 50, 100, 500, en 1000 gulden.
[bewerk] Geschiedenis
Omdat na de Eerste Wereldoorlog Danzig (Gdańsk) een onafhankelijke staat werd, was er ook een munteenheid nodig. Er werd gekozen voor de Danziger gulden. Omdat zelf munten slaan geen optie was, werd uitgeweken naar Duitsland en Nederland. Met tussenkomst van het bankiershuis van Mendelsohn kreeg 's Rijksmunt in Utrecht de opdracht tot het leveren van de zilveren munten van 5, 2, 1 en een halve gulden.
Voor 's Rijks Munt was dit de eerste buitenlandse opdracht. Met goedkeuring bij Koninklijk Besluit (13-11-1923) kon Muntmeester Dr. C. Hoitsema een aanvang maken met de productie. In totaal moesten er onder meer 3.500.000 guldens geslagen worden. In aanvulling op de opdracht van 3.500.000 guldens zijn nog eens 530 stuks met gepolijste stempels op gepolijste muntplaatjes geslagen.
