Abdij Prüm
De Fürstabtei Prüm van de Benedictijnen in Prüm (in de Eifel) werd 721 gesticht door Bertrada de Oude, de schoonmoeder van Pepijn de Korte maar pas 752 door koning Pepijn en zijn echtgenote Bertha met de Grote Voeten (moeder van Karel de Grote) daadwerkelijk gesticht.
De abdij had een uitgestrekt bezit, dat tot in Bretagne, de Taunus en de Nederlanden reikte. De abdij beschikte over een aantal voogdijen en kloosters in andere plaatsen, om het goederenbeheer te organiseren. Deze bevonden zich met name in het Franse Revin, Güsten bij Gulik, in Münstereifel en Altrip. De in 893 (onder abt Regino van Prüm) ontstane Legger van Prüm bevat voor vele plaatsen de eerste schriftelijke vermelding, waaruit hun bestaan in de 9e en 10e eeuw blijkt.
In de abdij hebben verschillende beroemdheden geleefd, zoals de adviseur van Lodewijk de Vrome Markward van Prüm, de heiligen Ado van Vienne, Ansbald van Prüm en Hungerus Frisius. In Prüm brachten ook de dichter Wandelbert en de geleerde Regino een deel van hun leven door. De abdij was voor verschillende Karolingen: Karel de Kale werd er als kind enige tijd naartoe verbannen, evenals Pepijn met de Bochel, die er zijn levensavond verbracht. Keizer Lotharius I nam er enige tijd zijn toevlucht en liet zich er zes dagen voor zijn dood in september 855 inkleden.
[bewerk] Belangrijke data
- 23 juni 721 vond de officiële (eerste) stichting plaats met hulp van de monniken uit Echternach.
- 27 mei 752 vond de feitelijke (tweede) stichting plaats door de benedictijnen uit de abdij Saint-Faron bij Meaux. Bij deze gelegenheid werden de relieken van de martelaren Marius, Audifax en Abachum, bekend als de Heilige Drie Artsen, en partikels van de Sandalen van Christus, die Pepijn ooit van paus Zacharias ontvangen had, getranslateerd. De abdijkerk werd gewijd aan de Verlosser en heet sindsdien de Sint-Salvatorkerk.
- 799 plechtige inwijding van de abdijkerk, volgens de overlevering in het bijzijn van Karel de Grote en paus Leo III.
- 855 verordonneerde keizer Lotharius I de verdeling van zijn rijk onder zijn zonen met de deling van Prüm.
- 882 vond de eerste inval van de Noormannen plaats, waarbij het klooster werd verwoest.
- 892 vond de tweede inval van de Noormannen plaats, waarop de kloosterlingen naar Dasburg vluchtten.
- 1222 werd de abij Prüm door keizer Frederik II tot vorstendom verheven.
- 1576 werd de abdij tegen haar wil in het keurvorstendom Trier ingelijfd. Deze unie werd waarschijnlijk wegens reformatorische tendensen in de abdij al in 1554 op aandringen van de aartsbisschop van Trier bij de paus aangekaart. De laatste abt Christoph van Manderscheid-Kayl overleed in 1576 en Jakob III von Eltz, aartsbisschop van Trier, werd onder protest van de kloosterlingen ingezet als opvolger.
- 1721 werd de kloosterkerk in rococo herbouwd.
- 1748 werden de overgie kloostergebouwen herbouwd door Andreas Seitz naar plannen van Balthasar Neumann. De bouw werd in 1912 afgesloten.
- 1794 als gevolg van de seculariseringsmaatregelen van de Fransen werd de abdij opgeheven.
- 1802 werd de abdijkerk parochiekerk.
- 1827 Prüm werd zetel van een dekanaat.
- 1860 werd het gebeente van Lotharius I met de relieken van Primus en Felicianus teruggevonden.
- 1874/75 werd voor de stoffelijke overschotten een nieuw graf gebouwd.
- 1891 stichtten de artsen en apothekers van Prüm een nieuw schrijn voor de relieken van de Heilige Drie Heelmeesters.
- 1896 werd een nieuw schrijn voor de Heilige Sandalen van Christus ingewijd.
- 1927 werd het barokaltaar uit de karmelietenkerk Sint-Nicolaas in Bad Kreuznach naar Prüm gebracht.
- Vanaf 16 september 1944 lag Prüm onder vuur van Amerikaanse soldaten, vooral sinds december 1944 en het Ardennenoffensief werd het klooster zwaar beschadigd.
- Op de kerstavond van 1945 stortte het midden- en rechterzijschip in als gevolg van een bomaanval.
- 1950 werd de wederopbouw van de kerk afgesloten. In hetzelfde jaar verhief paus Pius XII de kerk tot basiliek.
- 1952 werd de heropbouw van de overige kloostergebouwen afgerond.
[bewerk] Abten van Prüm
- Angloardus 720-765
- Assuerus 765-810
- Dankrad 810-829
- Markquard van Bouillon 829-853
- Egilo 853-860
- Ansbald van Luxemburg/Ansbald van Prüm 860-886
- Farabert I 886-893
- Regino de Hauterive/Regino van Prüm 893-899
- Richar de Hainault 899-921
- Ruotfried 921-935
- Farabert II van St.-Paulus 935-947
- Ingelram van Limburg 947-976
- Eberhard van Salm 976-986
- Childerich 986-993
- Stephan van Saffenberg 993-1001
- Udo van Namen 1001-1003
- Immo van Sponheim 1003-1006
- Urold van Thaun (Daun) 1006-1018
- Hilderad van Burgund 1018-1026
- Ruprecht van Arberg 1026-1068
- Rizo uit Gulik 1068-1077
- Wolfram van Bettingen 1077-1103
- Poppo de Beaumont 1103-1119
- Lantfried van Hessen 1119-1131
- Adalbero 1131-1136
- Gottfried I van Hochstaden 1136-1155
- Rother van Malberg 1155-1170
- Robert I van Kleef 1170-1174
- Gregor I uit Geldern 1174-1184
- Gerard de Vianden 1184-1212
- Caesarius van Mylendonck 1212-1216
- Kuno von Ahr 1216-1220
- Friedrich I van Fels 1220-1245
- Gottfried II van Blankenheim 1245-1274
- Walter van Blankenheim 1274-1322
- Heinrich I van Schönecken 1322-1342
- Diether van Katzenelnbogen 1342-1350
- Johann I Zandt van Merk 1350-1354
- Dietrich van Kerpen 1354-1397
- Friedrich II van Schleiden 1397-1427
- Heinrich II van Are-Hirstorff 1427-1433
- Johann II van Esche 1433-1476
- Robert II van Virneburg 1476-1513
- Gregor II van Homburg 1513
- Wilhelm van Manderscheid-Kayl 1513-1546
- Christoph van Manderscheid-Kayl 1546-1576